Door: Jolanda Spronck
De zomervakantie voerde ons ditmaal onder andere naar een speleokamp in Garfagnana, de Alpi Apuane in Noord-Toskane.
De Alpi Apuane hebben we meer dan 15 jaar geleden al eens willen bezoeken, met name de bekende grot Antro del Corchia. We hebben toen brieven laten vertalen en verstuurd naar italiaanse speleoverenigingen, echter geen enkele reactie met als resultaat dat het plan dood bloedde.
Anderhalf jaar geleden kwamen we weer op dat idee en nu met internet bleek het gemakkelijker om mailadressen te verzamelen van lokale speleologen. Er werden heel wat mailtjes verstuurd maar slechts één persoon reageerde: Pietro, een webmaster van speleoclub Garfagnana. Met hem konden we afspreken dat hij ons wat grotten zou laten zien etc.
Eenmaal ter plekke resulteerde dit in de “traversata classico del Antro del Corchia”, een leuke doorsteek. Meer zat er niet in, omdat hij moest werken. Wij ondervonden tegelijkertijd dat het vrijwel onmogelijk was om op eigen houtje de ingangen te vinden van de talrijke (diepe) grotten in dat gebied. De beschikbare informatie was te vaag.
Dit was de reden waarom Peter en ik besloten om een weekje deel te nemen aan het exploratiekamp van speleoclub Garfagnana in het Carcaraia-gebied, we wilden vooral veel ingangen zien en als het even kon, ook nog wat mee grotten. De informatie die Pietro ons stuurde was minimaal en eenmaal onder aan de berg probeerde ik hem nog eens te bellen. Hij bleek het kamp verlaten te hebben vanwege familieproblemen, maar zou de volgende dag terugkomen. We kregen wel een vage routebeschrijving naar het kamp, hoorden we dat er in elk geval water was (dat hoefden we dus niet mee bergop te slepen), maar dat we beter wel voor ons eigen voedsel konden zorgen (dit moest dus mee in de rugzak).
Na een steile wandeling en wat gokken over de richting, vonden we zowaar het basiskamp: een grote gemeenschappelijke tent, met in de buurt wat kleinere tentjes. Niemand aanwezig, maar we hadden wel mensen op de berghelling gehoord. Toen we onze tent hadden opgezet kwam er een jeep aangereden met 2 italiaanse speleo’s. Na een tijdje volgde ook de rest.
Diezelfde avond werd duidelijk dat maar een paar mensen een beetje engels spraken, dat de groep onder mekaar logischerwijs Italiaans sprak en het vrijwel onmogelijk was daar iets van te verstaan (te snel en ook nog met een plaatselijk accent) en dat Pietro voorlopig niet zou verschijnen. Wel had hij geregeld dat een paar mensen de dag erna een tocht naar de Chimera zouden doen, een zogenaamde “toeristentocht” wat bij hun het verschil aangeeft tussen gewoon grotten voor de sport (toeristisch dus) en exploreren.
Peter ging mee en ik bleef in het kamp met Lenka, in eerste instantie gedwongen niets doend in de grote tent vanwege de hoosbuien (heb ik wel kunnen gebruiken voor een “praatje” met een lokale speleo secours man, aanhalingstekens vanwege het feit dat deze alleen Italiaans sprak en mijn Italiaans…). Toen het opklaarde besloot ik terug naar de auto te lopen om nog een grondzeil op te halen, dat van onze tent bleek namelijk weer eens niet bestand tegen natte ondergrond.
’s Avonds laat kwamen de grotters terug, het was een geslaagde tocht geweest en Peter had een eerste indruk gekregen van hun grote exploratie-project: een grot waarvan de ingang 20 jaar geleden gevonden is maar weinig voortgang gaf, die 2 jaar geleden door deze groep verder geëxploreerd werd tot 900 meter en waarvan ze telkens nog bij vinden. Ze gaan er regelmatig enkele dagen in bivakkeren op 700 meter om vandaaruit verder te exploreren.
De rest van de week stond in het teken van het slechte weer, met name de eerste helft van de week; exploratieplannen waarbij wij niet ingepland waren maar wel welkom; communicatie die moeizaam verliep, tussen ons en hen vanwege de taal maar ook tussen hen onderling omdat eenmaal geplande tochten elk moment weer bleken te veranderen; een reddingstocht in de Saragato die gelukkig achteraf niet nodig bleek. En uiteindelijk bleek er een zeker Bruno rond te lopen, een speleoloog van begin 50 die al dat ge-exploreer met de jonkies (gemiddelde leeftijd was er rond de 30) niet meer zo zag zitten maar zich toegelegd had op het in kaart brengen van de ingangen. Van hem kregen we meer informatie los over het zogenaamde meno mille sentieri, een pad dat 2 jaar geleden was gemarkeerd langs alle -1000 m grotten, vanwege de jaarlijkse landelijke speleo-bijeenkomst in dit gebied. We gingen op zoek naar het pad en kwamen zo langs een aantal grotten: de gigi squizio, de Arbadrix, de Saragato en de Roversi. Samen met de Chimera en de vorig jaar nog gevonden Aria Ghiacci, kennen we nu dus wat ingangen in dit gebied. En hebben we wat extra contacten gelegd zodat we vooraf informatie kunnen krijgen over of er permanente koorden hangen etc.
De grotten waarin geëxploreerd wordt, zoals de Chimera, de Saragato en de Roversi, zijn nl ge-equipeerd, zodat men snel naar een (ook volledig ingericht) bivak kan afdalen en kan exploreren.
Het is alleen altijd de vraag of de Italianen ook reageren op emails….
Conclusie van deze week: Een geweldig gebied met op een korte afstand een aantal heel diepe grotten (Roversi -1250, Chimera -1000, en dan nog andere variërend van 300 tot 800); de grotten bestaan uit vooral putten met daartussen zo nu en dan heel smalle passages, de steen is bepaald niet stabiel dus veel risico op steenval in de putten; de aanloop naar de grotten is stevig, zonder jeep ben je al snel 1,5 uur steil bergop aan het lopen, met jeep heb je een sleutel nodig van een versperring, maar kun je de aanlooptijd wel wat terugbrengen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten